Naar hoofdinhoudNaar hoofdmenu

Stadsdichter

Yasmin Geradts is de Stadsdichter van Lelystad. Vanuit deze 'functie' maakt ze minimaal 6 keer per jaar een gedicht over een actuele of bijzondere gebeurtenis in Lelystad. Dit doet zij op verzoek van de gemeente of op eigen initiatief.

Over Yasmin Geradts

Yasmin dicht graag over de eindeloze stoet aan dingen die zij tegenkomt en voelt in het leven. Al die prikkels komen binnen en worden verwerkt tot *iets* dat via haar pen weer de wereld invloeit. Het is Yasmin's doel om samen met Lelystad de stad een stem te geven. En daarbij zo veel mogelijk mee te nemen: het mooie, het lelijke, het boeiende en het saaie. Samen een spiegel maken zodat iedereen kan zien wat het betekent om een Lelystedeling te zijn.

Bezoek de website van Yasmin Gerardts
Volg Yasmin Gerardts op Instagram

Artistieke invulling

Sinds 2005 heeft het college elke twee jaar een stadsdichter en één keer een junior-stadsdichter benoemd, meestal na een verkiezing. Elke stadsdichter heeft op eigen wijze een artistieke invulling gegeven aan zijn of haar opdracht. Enkele stadsdichters hebben activiteiten ontwikkeld om het fenomeen van stadsgedichten een grotere bekendheid te geven bij het publiek. Een bijzonder voorbeeld is de Nationale Stadsdichtersdag. Dit initiatief heeft zich ondertussen ontwikkeld tot een jaarlijks terugkerend evenement. Officiële stadsdichters uit heel Nederland en Vlaanderen brengen dan op verschillende locaties in Lelystad hun gedichten ten gehore.

Podium

Naast de inhoudelijke kwaliteiten van de gedichten is het belangrijk dat voor de stadsgedichten een goed podium wordt gevonden. Dit podium kan verschillende vormen krijgen: via optredens, door publicaties (print of digitaal), op manifestaties of bij evenementen. Het creëren van dit podium voor stadsgedichten is een eigen keuze van de stadsdichter.

Voormalige stadsdichters

De voorgangers van Yasmin Geradts als Stadsdichter van Lelystad waren: Gerard Beense, Marian van Gog, Petanak (Peter van Beurden), Antonius de Knegt (Marcel van Kersbergen), Martijn Nijdeken, Thomas Gerla en Juul Baars. Michel Dijkstra was de junior stadsdichter van Lelystad.

Alle stadsgedichten tot 2023 zijn te vinden in het webarchief.

Stadsgedichten Yasmin Geradts

vanavond bestaat de afwas niet
en worden er geen boodschappen gedaan
geen gemiezemuis over wat er vanavond
nou weer op tafel moet staan
en dat is dan niet weer een
aan gort gekookt gerecht dat ik
regelrecht heb opgedregd uit een
meer dan vintage Allerhande
met misopoeder en vadouvan die zelfs
de supermarktmanager amper vinden kan
ik hoef het brandalarm niet uit te zetten
omdat alles iets te krokant bleek te zijn
mijn keuken wordt geen slagveld van
onbestemde vlekken en aangekoekte pannen
het servies blijft heel in de kast en
er bestaat dus geen afwas want

vanavond is de tafel allang gedekt
en iedereen schuift gezellig aan
het enige wat ik hoef te doen is
genieten van ‘t eten, met elkaar

als de Oostvaardersdijk kon lullen
zou die nooit meer stoppen met praten
want uit ronkende gele bussen
sijpelden jarenlang verhalen

elke ochtend stapten ze in
abonnement klaar in de hand
de nieuwe stad woont mooi maar
de nering ligt op het oude land

en als je daar moest wezen
kon dat alleen over die dunne dijk
met z’n allen heen en weer
van en naar dat pendelparadijs

er werd gegrapt, geflirt en geleden
ontsproot een maatschappij in het klein
terwijl ze volgens rooster werden rondgereden
zetten mensen hun eerste stappen in het Lelystedeling-zijn

de bakstenen bewaren allemaal
een beetje van de sfeer van toen
de dijk kan dan niet lullen maar
vergeten, dat zal hij nooit doen

wie kent de stad
als ze alleen kunnen denken
aan een lelijk gezicht
bekend van decennia aan
goed verkopend slecht nieuws
een monotoon gedrocht 
geboren op een kille tekentafel
nog niet goed genoeg om
dood in gevonden te worden

wie ziet de stad
als ze eindelijk durven te kijken
naar wat ze daadwerkelijk is
een in de kiem gesmoorde groeikern
niet geworden wat ze had moeten zijn
en toch met horten blijven ontwikkelen
tot een thuis voor duizenden
elk met een eigen verhaal
hun wortels ferm in de nieuwe grond

wie voelt de stad
als ze eens gaan wandelen
vanuit een halfleeg hart 
lopen fietspaden als rode aderen
door buurten die de namen dragen
van de schepen die daar vergingen
nu overspoeld met weldadig groen
en rust voor wie het zoekt
op de lange dijk die alles droog houdt
starend naar een zakkende zon
boven de overkant die nooit kwam

wie is de stad
als ze nog niet zeker is
van wat ze allemaal kan zijn
tussen een open basalten kantlijn
en uitgestrekte akkers aan de randen
zoeken we eigenwijs naar onszelf
zie het bloeien
zie het sterven
zie de mensen
zij maken de stad

aan de rand van de stad
zien wij elke lente het licht 
nadat wij ons aan de 
zeeklei ontworsteld hebben
beschijnt de zon ons tot
we zoet genoeg zijn
en hoeven we slechts 
tot de oogst te overleven
verpakt als kleine spookjes
tegen scherpe spreeuwensnavels

liefhebbende handen
plukken, persen en vergisten
maken ons met genoegen tot wijn
vanuit de bodem van hun hart

nog even bellen
zoals we vroeger deden
uren die aan de telefoon
achteloos voorbij gleden
omdat je jarig was
op een roddel zat
of gewoon een 
moeilijke dag had gehad

ik neem de hoorn van de haak
feilloos toetsen mijn vingers
het nummer in mijn spiergeheugen
je bent niet langer hier maar
ik weet dat je me horen kan
als mijn stem gedragen wordt
door de wind

waar vroeger beken
en rivieren stroomden
hun namen achterlatend
in duinen en dekzand
daar vloeien nu verhalen

de grond vertelt over de
scherven van jagende verzamelaars
die een beetje boer werden
in zompig stromenland

over vele eeuwen aan
gezonken toekomstdromen
hun welvaart en rampspoed
bepaald door verraderlijk water

over getekende lijnen die
met wilskracht tot leven gewekt
van ruimte een nieuw begrip maakten
op de bodem van de getemde zee

over nieuwkomers die
overal vandaan kwamen en
een samenleving bouwden
op een groot vlak niets

over jou en mij en
wat wij onder deze
eindeloze lucht
allemaal kunnen zijn

soms lijkt het
alsof ik op een planeet woon
en jij op een hele andere
en dan lijken we verschillend
en heel ver weg van elkaar

maar als ik nou
mijn handen uitsteek
en jij de jouwe ook
zodat we ontmoeten
in het midden
om dan samen iets te doen

dan zie jij wie ik ben
en begrijp jij mij weer beter
want uiteindelijk komen we
toch van dezelfde planeet

midden in de lente
elk jaar opnieuw
vlamt ze in ons midden
zodat we niet vergeten
hoe het zonder haar zou zijn

als zij er niet is
zijn we blind in het duister
zien we niet waar we heengaan
hebben we geen oog voor elkaar

als zij er niet is
verliezen we de warmte
in onszelf en voor elkaar
en worden onze verschillen
als dodelijke contrasten

als zij er niet is
hebben wij geen kans
om morgen beter te worden
om te leven hoe we willen
om een ander te laten zijn

ze is kostbaar en fragiel
en ver van vanzelfsprekend
ze is een vurige herinnering
aan wat wij doen 
met vrijheid

in het voorjaar togen we
voor de laatste keer
naar de gespleten man
spierwit starend naar de hemel
zijn zware armen en benen 
staan bevroren in verzet
tegen onvrijheid die
de stad nooit heeft gekend

we omlijsten hem met
kransen en mooie woorden
al jaren draagt hij 
het lange geheugen
van wat er gebeurt
als vrijheid niet meer is 

op een bult in de stad
ligt een park als een tuin
en daar ben je altijd welkom
voor een stevig rondje buiten

tussen vrolijke vogels 
en verlegen kabouters
kriebelen smalle paadjes
langs hoge bomen
en spiegelend water

pluk van de struiken
zeg gedag tegen zwijntjes
en zwaai vooral even
naar de goedgemutste eend

geen rondje zal vervelen
er is altijd wat te doen
met elk weer of jaargetij
buiten ben je in dit groen

ik hoon mijn letters
slijp mijn pen tegen papier
polijst mijn verhalen
bezweer de printer en
tem de zenuwen want

vandaag

is het mijn woord
tegen het jouwe
in een arena gemaakt
van bewondering en applaus
laat ik gedichten schitteren
in minder dan 180 seconden
is die eerste zet gezet

onze woorden dansen
tot ze fonkelen
in het heetst van de strijd
glanzend voor de jury
een daverend publiek
het is niet meer aan mij
of ik hem win
of jij

je maakt een stad om in te wonen
niet om naar te kijken
tussen een raster van dreven
teken je wijken als eilanden
verbonden door menig brug en fietspad
daar een hart, langgerekt en op de groei
arceer de randen in blauwgroen goud
een toekomstbelofte op papier
binnen no-time uit de klei gestampt

ruim een halve eeuw later
zijn de wijken goed bewoond
door 83.000 zielen die met hun
lofzang en gemopper
heimwee en geborgenheid
gemijmer en observaties
en zelfs nieuwe mythologieën
deze kleurplaat van een stad
met overtuiging blijven inkleuren
en haar hart kloppend houden

er was eens een cobra in Lelystad
die van zijn verblijfje genoeg had
ging op zoek naar de zon
kroop zo ver als hij kon
dat was tot de buurvrouw haar deurgat

de klei is nieuw
de stad is nieuw
iedereen hier komt
ergens anders vandaan
het is vruchtbare grond
om op te bestaan
een leven gebouwd op
vijf vertrouwde pilaren
en je mocht er
gewoon zijn

maar de tijd
kreeg scherpe randjes
je wordt gevormd tot ander
angst voor wat zij denken
wie je bent
de vooroordelen vergiftigen
je kan niet langer
gewoon zijn

en toch straal je
en met jou vele anderen
niet van de wijs gebracht door
interpretaties van een stuk stof
of de aanname dat
je nooit een keuze hebt gehad
je leeft, balancerend op kruispunten
maar boven alles zul je
gewoon zijn

winnen zit in meedoen
en om dat te voelen
moet je het simpelweg doen

het is als je tenen om het startblok krullen
seconden verwijderd van het water
zien hoe de curbstones tot een 
rood-witte waas smelten
met een precieze schijnflats
iemand finaal het bos in sturen
of in een perfecte hoek het ijs 
onder ijzers horen glijden
al fietsebenend met gekneusde vingers 
het doel schoon houden
het is wanneer je je voet niet voelt
terwijl je een tien schiet
of een uitstekend gesprek houdt
tussen body en baton
wanneer je met drie pijltjes
een big fish weet te vangen
en als een gulle wind je een gijp gunt
over een staalgrijs Markermeer
het zit in dikke blikken trekken met
jaloersmakende ritmes
of een prachtige carotte achterlaten 
als die carambole net niet lukt
wanneer je het pas snap
als je het begrijp

zoveel manieren om te winnen
omdat de winst zit in het doen

in de bittere ijskou
van het nieuwe jaar
kroop de wanhoop tot
in het diepste van jouw zijn
en maande je tot
een verdrietig vroeg vertrek

moge rust en vrede
om je heen wikkelen
als warme dekens
in de koudste nacht

de meren klotsen
over de dijken
zo het nieuwe jaar in
voelen we met natte voeten
ons anders over elkaar
of wist het water niks uit
maakt het niks gelijk
en laat het strijdbijlen
hooguit een beetje roesten

het water geeft en neemt
ze heeft ons deze stad gegeven
of liever, we hebben haar eruit getrokken
laat het in dit nieuwe jaar
de zorgen en de vooroordelen wegnemen
zodat al wat er nog overblijft
ons gedeelde geluk is

langs de basalten kantlijn
peinst een reus al poepend over later
schilt Jan Wolkers zijn steen
en storten visdieven zich te water

jaagt half Nederland op koopjes
ligt Michelle tussen potscherven
doen we biertjes op de blokbankjes
bij de Batavia die ligt te bederven

zingt het riet een duet met de wind
neemt de zon afscheid met elan
zit je aan de rand van het begin
met het gevoel dat alles nog

glanzend dooraderd
van versteende levenslijnen
die veel ouder zijn dan
de klei waar je op rust
schelpen die doorklieft
als spoken terugstaren
naar de blauwe lucht
waar ooit het verbannen water was
meticuleus weggezogen en toen
op de millimeter gepland
met een nieuw burgerpaleis
als kroonjuweel van de overwinning
waarvan we stiekem allen weten
dat het slechts een wapenstilstand is

zand na het zilte opgezogen
op nieuw land moet men wonen
sluis en dijk uit slijk gewonnen
geborgen is de beloofde stad
nu rest er een groot groen gat

witte pluizen besuikeren
stille oevers langs de plas
de warme meizon doet wolken
zachtroze gloeien die dansen
met het water, spiegelglad

langs de randen waden
waar de paden zijn geweest
bekeken door welgedane wilgen
een luid verstopte koekkoek
schuilt tussen hun tenen

in de ranke zwarte els
overstemt de merel hoog
de hebberige fluister
die suist vanuit de stad

boven het gebutste hart
van de stille jonge stad
staat de lucht poëtisch
in de fik

roze vlammen verlichten
zachtjes de rook rond
verveelde gezichten
die zich ophouden
tussen zwarte gaten
wijds en werkloos gapend
naar de straten
hun zwaartekracht
lang afgezwakt

het vuur van de hemel
straalt haast als belofte
in de ruiten spiegelt
hel-oranje hoop

drie dromers staan
op het laatste restje dag
bij die knik van de dijk
waar de zon haar
laatste salvo op afvuurt

hij wijst naar de leegte
voorbij strekdam en boot
ver voorbij de ijzeren wachter
en zij mijmeren mee
knikkebollende glimlachen

ik hoor niet wat ze
dromen maar ik zie
hun hersenspinsels
kringelen als melk
in zwarte koffie
zich vermengend
met de lucht

tot de zon de
horizon heeft gekust

de langste dag
kust de jongste stad
een hele goede nacht
lichtjes sprankelen
langs de kade
we flaneren in
restjes zonnestralen
en de horizon
beneemt ons de adem

nog drie Almeres voor ik thuis ben
nog zeven minuten aan omstreden drasland
ik zal de kiekendieven tellen
nog even voorbij het spookstation,
haar skelet wachtend op groei
de roze koe bij de koepel lacht me toe

ik ben de beste reiziger die
over enkele minuten in Lelystad arriveert
in een station overspannen met
polygonale rode spinnenwebben
gestut door vlinderdassen en waar
een punt een perron doorklieft
ik stap uit en zie de stad
achter schuine blauwe ramen
en ik weet dat ik weer thuis ben

vanavond is het eendjesbal
eenieder in hun sjiekste veren
om door een ringetje te halen
iedereen kent de foxtrot
wals en cha-cha-cha
want niemand danst hier
met twee linkervliezen

het Markermeer strijkt voor
deze speciale gelegenheid
haar dansvloer spiegelglad
en de wolken zorgen met
paars, roze en blauw voor
een lekker sfeertje in de lucht

de eendjes doen dit eens
per jaar, in juli want dan zijn
de avances en de eieren
en zelfs de jonkies wel lkaar
al zwemmend naar de dansvloer
het is echt dé happening
van het hele eendenjaar

ik ben een tevreden opa
bovenop een paal
hierboven vang ik alle wind
en op mijn hoofd heb ik
zeven soorten schijt
maar ik heb hier wel
-eerlijk is eerlijk-
een onbetaalbaar uitzicht
een uitzicht met mijn naam erop
wat heus niet had gehoeven

wat ik elke dag weer zie
van Punter tot Waterwijk
van kustlijn tot Natuurpark
de briljante bewoners die
in alle eigenheid en oprechtheid
en soms stronteigenwijsheid
hun schouders onder alles zetten
dit zijn mensen naar mijn hart
elke dag maken ze samen
wat morgen deze stad zal zijn

in hun highlighterharnassen
met prikstokken als lansen
en grote groene zakken
als trotse banieren in de wind
prikken ze en porren ze
tussen tegels en langs dreven
zak na zak vullend met alle
zaken die men achteloos
verliest of op de grond smijt
met vele handen maken ze samen
of alleen al het vuile werk licht

voor hun werk worden ze
bedolven door bedankjes en
spontane duimen, kinderen die
meedoen en overheidsaccolades
en natuurlijk de vragen over
waar je zo’n stok krijgen kan
want iedereen ziet het maar
niet iedereen doet er wat aan

uit ergernis en verveling
ontkiemde het zaadje voor
een gemeenschap die
zienderogen blijft groeien
de prikstokridders die
de stad verbinden
en haar laten bloeien

in mijn hart zing je zoals je
zelf vindt dat je gebekt bent
loop je rond in je zelfgekozen
veren, trotser dan een pauw

in mijn hart hou je van wie je wil
en hou je van wie je bent
vanzelfsprekend zonder haat
fuck de onverdraagzaamheid

in mijn hart vind je alle
kleuren van de regenboog
want iedereen hoort hier thuis
en dat hoort er vanaf te stralen

in mijn hart is het een feest
voor iedereen in of uit hun kasten
pak de spuitbus, geef me kleur want
vandaag vieren we wie we zijn

ik geef je de wereld kado
die heb ik zomaar gevonden
in de schatkamer op de hoek
al sinds jaar en dag genesteld
in het hart van de jonge stad

ik vind er dieren die uit
oude teenslippers worden geboren
de heerlijkste blikken vol geluk
thee die smaakt naar nieuwe kansen
warme sokken die een verschil maken
en lieve tasjes met een tweede leven

het zijn eerlijk gemaakte schatten
gekocht voor een welverdiende prijs
mens en planeet een beetje blijer
in die wereld om kado te geven
en dat alles kun je zomaar vinden
in de schatkamer op de hoek

het zijn die grote kleine dingen
die groots een klein verschil maken
hier op de bodem van de zee
begint de hoop bij onszelf
want natte voeten zijn
maar een dijk bij ons vandaan
zoals dit land met velen gemaakt is

kunnen we samen ook

plantaardig gaan omarmen
gezellig aan de A12 gaan plakken
massaal positieve energie opwekken
groen gaan feesten in de stemhokjes
de tegels uit de tuinen bannen
mode tijdloos duurzaam maken

maar boven alles
dat we samen durven dromen
over een echte groene toekomst
voor ons allemaal

Cookie Policy

Deze site gebruikt cookies om ervoor te zorgen dat we u de best mogelijke ervaring geven.
Strikt noodzakelijke cookies
Deze cookies zijn strikt noodzakelijk om over de site te navigeren, of om te voorzien in door u aangevraagde faciliteiten.
Accepteer Strikt noodzakelijke cookies
Functionaliteitscookies
Deze cookies verbeteren van de functionaliteit van de website door het opslaan van uw voorkeuren.
Accepteer Functionaliteitscookies
Cookies van derden
Deze cookies worden gebruikt voor functionaliteiten van derden.
Accepteer Cookies van derden
Prestatiecookies
Deze cookies helpen om de prestaties van de website te verbeteren, waardoor een betere gebruikerservaring ontstaat.
Accepteer Prestatiecookies
Meer weten...